CFA en religieuze symbolen

Sarah wil een beroepsopleiding volgen bij een opleidingscentrum voor leerlingen (CFA). Haar aanvraag is geaccepteerd, maar als ze zich meldt bij de receptie, wordt ze aangesproken door de directeur die haar vertelt dat ze de opleiding niet kan volgen met een hoofddoek. Ze verwijst naar het interne reglement dat het volgende vermeldt: ‘volgens het principe van secularisme is het dragen van opvallende religieuze symbolen strikt verboden, ongeacht de opleidingslocatie’.

De organisaties die CFA’s beheren zijn privé-organisaties (verenigingen, bedrijven, enz.), kamers van ambachten of handel en industrie en openbare instellingen (middelbare scholen, enz.).

Leerlingen hebben een arbeidscontract en hebben de status van jonge werknemer in een bedrijf, onder de verantwoordelijkheid van een leermeester. Een opleiding met een leercontract vindt afwisselend plaats in een CFA en een bedrijf. Het theoretische deel van de opleiding wordt meestal gegeven in een CFA, maar kan ook worden gevolgd in een opleidingseenheid (UFA) of leerlingafdeling (SA) die een contract heeft met een CFA, en kan onder bepaalde voorwaarden direct in een bedrijf worden gegeven.

Wat zegt de wet?

  • De WET nr. 2004-228 van 15 maart 2004, die volgens het principe van secularisme het dragen van tekens of kleding die een religieuze overtuiging tonen in openbare scholen, middelbare scholen en lycea regelt, verbiedt het dragen van tekens of kleding die overduidelijk een religieuze overtuiging tonen alleen voor leerlingen die ingeschreven staan op openbare scholen, middelbare scholen en lycea. De circulaire van het ministerie van Onderwijs van 18 mei 2004 vermeldt niet het specifieke geval van opleidingscentra voor leerlingen (CFA’s).
  • Het hof van beroep in Parijs heeft een CFA veroordeeld voor discriminatie tegen een leerling die werd uitgesloten omdat ze een hoofddoek droeg die volgens het interne reglement verboden was, omdat dit CFA niet kon aantonen dat het dragen ervan proselitisch was (CA Parijs, 8 juni 2010, nr. 08-08286; zie ook de besluiten van de HALDE nr. 2009-339 van 28 september 2009; nr. 2011-34 van 21 maart 2011; nr. 2011-35 van 21 maart 2011).
  • Het hof van beroep in Parijs merkt op dat het CFA niet kon aantonen dat ze haar hoofddoek ‘op opzichtige wijze en met het doel te bekeren’ droeg. Het heeft verder verduidelijkt:
    « Het dragen van de islamitische sluier of hoofddoek is een uiting van gebruikelijke religieuze praktijk in de islamitische religie, waarvan de beoefening normaal gesproken valt onder de uitoefening van de godsdienstvrijheid, die grondwettelijk gegarandeerd is als een van de publieke vrijheden. Beperkingen kunnen er dus alleen aan worden opgelegd door de wet, met het oog op een legitiem doel, en alleen met proportionele middelen ‘.
    We herinneren eraan dat de Raad van State van mening is dat het dragen van een hoofddoek op zich geen daad van druk of bekering vormt (RvS, 27 november 1996, Jeouit, nr. 170209).
  • Voor leerlingen van 15 jaar in een voorbereidende leerlingschap met schoolstatus in een CFA, verduidelijkt de circulaire van het ministerie van Onderwijs nr. 2004-084 van 18 mei 2004 dat de wet van 2004 ‘niet van toepassing is op kandidaten die komen om examens of toelatingsexamens af te leggen in de lokalen van een openbare onderwijsinstelling’;
  • Naar analogie:
    «Dus zelfs jongeren met schoolstatus, wanneer ze in een CFA worden opgevangen, vallen buiten het toepassingsgebied van de wet van 2004 en zij hebben, net als de andere jongeren die het centrum bezoeken, volledige vrijheid om religieuze symbolen te dragen zolang er geen veiligheidsrisico of bewezen verstoring van de openbare orde is» (Antwoord van het Staatssecretariaat voor Werkgelegenheid gepubliceerd in de JO Sénat van 09/09/2010 – p. 2361).

Wat moet ik doen?

Als je de toegang tot het CFA wordt geweigerd vanwege het dragen van een religieus symbool:

  • Eis een schriftelijke kennisgeving met de reden voor de weigering die je wordt opgelegd.
  • Raadpleeg het interne reglement van het opleidingscentrum om kennis te nemen van eventuele onwettige bepalingen, wetende dat je niet wordt beschouwd als leerling in de zin van de wet nr. 2004-228 van 15 maart 2004.
  • Als er geen bepaling in het reglement is die het dragen van religieuze symbolen verbiedt, is er sprake van discriminatie die moet worden aangeklaagd.
    Het interne reglement van een CFA dat het dragen van religieuze symbolen zou verbieden, is discriminerend en moet als zodanig worden aangeklaagd zodat het door de administratie kan worden gewijzigd.
  • Ook als het dragen van religieuze symbolen niet expliciet en direct verboden is door het interne reglement, maar het algemeen verwijst naar ‘alle hoofddeksels’, is er sprake van indirecte discriminatie en moet dat aan de kaak gesteld worden.
  • Als het verbod niet gerelateerd is aan specifieke omstandigheden in verband met hygiëne, veiligheid of openbare orde, kun je de besluiten van de HALDE aan de leiding van het opleidingscentrum voorleggen. Die heeft zich al eerder over vergelijkbare zaken uitgesproken.
  • Als de leiding van het opleidingscentrum blijft weigeren, dien dan een bezwaar in bij hen en schakel de Défenseur des droits in.
  • Neem contact op met Equitas die je juridische hulp zal bieden en je zal ondersteunen bij je verschillende stappen.

TOEPASSELIJKE REFERENTIES:

Artikelen, wetten, circulaires, richtlijnen: Artikel L. 141-5-1 van de Onderwijswet voortkomend uit wet nr. 2004-228 van 15 maart 2004; circulaire van het Ministerie van Onderwijs nr. 2004-084 van 18 mei 2004; wet nr. 2008-496 van 27 mei 2008 met diverse bepalingen voor aanpassing aan het Gemeenschapsrecht op het gebied van de strijd tegen discriminatie (art.2-2); Artikelen 225-1 en 225-2 van het Wetboek van Strafrecht; Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000.

Verdragen: Art.10 van de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger van 1789; Art. 9 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; Artikelen 18 en 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966.

Jurisprudentie: CE, 27 november 1996, nr. 170209; CA Parijs, 8 juni 2010, nr. 08-08286.

Beslissingen: Besluiten van de HALDE nr. 2009-339 van 28 september 2009, nr. 2011-34 van 21 maart 2011 en nr. 2011-35 van 21 maart 2011.

Op 4 mei 2025, tijdens de Belgische bekerfinale tussen Club Brugge en RSC Anderlecht, pleegden Brugse hooligans gewelddaden in Sint-Jans-Molenbeek en Jette. (...)
Deze woensdag heeft de bestuursrechter in Lille het besluit van de prefect van Nord om het associatiecontract tussen de particuliere moslimschool Averroès en de Franse staat te verbreken, ongeldig verklaard. (...)