Het Franse rechtssysteem is verdeeld in twee grote, onafhankelijke rechtsorden die gebaseerd zijn op het principe van dualiteit van rechtspraak:
- De administratieve orde behandelt geschillen waarbij de overheid betrokken is (staat, lokale overheden, openbare diensten) en is bevoegd voor betwistingen over overheidsoptreden (bijvoorbeeld: weigering van een bouwvergunning door de gemeente).
- De gerechtelijke orde behandelt geschillen tussen particulieren en bestaat uit civiele rechtbanken en strafrechtbanken (voorbeelden: ontslag zonder geldige reden, fysieke of verbale agressie).
In dezelfde zaak moeten soms verschillende situaties onderscheiden worden. Bij onteigening bijvoorbeeld:
- De administratieve rechter is bevoegd om de wettigheid van een verklaring van openbaar nut te beoordelen, omdat het een administratieve handeling betreft;
- De gewone rechter is bevoegd om de hoogte van de schadevergoeding te bepalen.
Bij twijfel over de bevoegdheid van de gerechtelijke of administratieve rechtbanken, komt het Tribunal des conflits tussenbeide. Het kan in een van de volgende situaties worden ingeschakeld:
- Negatief conflict: beide rechtbanken (administratief en gerechtelijk) verklaren zich onbevoegd om de zaak te beoordelen.
- Positief conflict: beide rechtbanken (administratief en gerechtelijk) verklaren zich bevoegd om de zaak te beoordelen.
- Een derde procedure, de zogenaamde preventie van conflicten, stelt de administratieve of gerechtelijke rechter in staat om het Tribunal des conflits rechtstreeks te benaderen wanneer de aangezochte rechtbank twijfelt over haar bevoegdheid.
Het Tribunal des conflits oordeelt niet over de zaak zelf, het wijst alleen de bevoegde rechtbank aan.
I. De rechtbanken van de administratieve orde
De administratieve rechtbank
De administratieve rechtbank is de gewone rechter voor administratieve geschillen. Ze oordeelt over geschillen tussen particulieren en overheden. Zo vallen geschillen over beslissingen van de overheid en aansprakelijkheidsvorderingen tegen de overheid in eerste instantie onder haar bevoegdheid.
Ze is bevoegd om geschillen te beslechten die betrekking hebben op de werking en organisatie van administratieve openbare diensten (bijvoorbeeld: als de toegang tot een openbare dienst afhankelijk is van het vooraf verwijderen van een hoofddoek).
Dit betreft dus handelingen of beslissingen van de overheid, bijvoorbeeld weigeringen van bouwvergunningen of verblijfsvergunningen.
In geval van feitelijk handelen, dat wil zeggen wanneer de overheid een bijzonder ernstige inbreuk maakt op privé-eigendom of een fundamentele vrijheid, vanwege de ernst en brutaliteit van haar handeling, verliest de overheid echter haar voorrecht van rechtspraak. De zaak wordt dan voorgelegd aan de gewone rechter.
Ook vallen alleen handelingen van ministers (met een algemene reikwijdte) en regelgevende handelingen van nationale bevoegde instanties rechtstreeks onder de Raad van State.
De gespecialiseerde administratieve rechtbanken
De administratieve orde telt vele gespecialiseerde rechtbanken die zich met name bezighouden met vier soorten geschillen:
- Disciplinair, zoals de Hoge Raad voor de Magistratuur.
- Vreemdelingen, in het bijzonder het Nationaal Hof voor Asielrecht (CNDA).
- Financieel, zoals de Rekenkamer.
- Sociaal, op 1 januari 2019 zijn de rechtbanken voor sociale zaken (TASS), rechtbanken voor geschillen over arbeidsongeschiktheid (TCI) en departementale commissies voor sociale bijstand (CDAS) echter verdwenen. Hun geschillen zijn overgedragen naar de sociale afdeling van speciaal aangewezen gerechtelijke rechtbanken, of naar administratieve rechtbanken, afhankelijk van de aard van het geschil.
Het administratief hof van beroep (CAA)
Het administratief hof van beroep is bevoegd om uitspraken te herzien die in eerste aanleg door administratieve rechtbanken zijn gedaan en waarmee een van de partijen niet tevreden is, als het beroep ontvankelijk is verklaard.
De Raad van State
De Raad van State is de hoogste rechtbank van de administratieve orde en controleert als zodanig de juiste toepassing van de wetten door de administratieve rechtbanken. Hij heeft twee taken:
- Een geschillenbeslechtende taak die bestaat uit het behandelen van beroepen tegen arresten van administratieve hoven van beroep;
- Een adviserende of administratieve taak die bestaat uit het uitbrengen van adviezen.
Alle geschillen waarbij een overheidsinstantie (de Staat, regio’s, departementen, gemeenten, openbare instellingen) of een privépersoon belast met een openbare dienst betrokken is, vallen in principe onder de bevoegdheid van de administratieve rechtbanken en in laatste instantie de Raad van State.
De Raad van State kan soms in hoger beroep oordelen: dit is bijvoorbeeld het geval voor beschikkingen inzake spoedprocedures voor vrijheidsbescherming die door de rechter van de administratieve rechtbank zijn gegeven (art. L. 521-2 Wetboek van administratieve rechtspraak).
Hij kan ook in hoger beroep oordelen wanneer hij, na in cassatie een arrest van een administratief hof van beroep te hebben vernietigd, besluit de zaak ten gronde te behandelen in plaats van deze terug te verwijzen naar een ander hof. Zo kan de Raad van State de plaats innemen van het administratief hof van beroep wanneer hij van mening is dat ‘het belang van een goede rechtsbedeling dit rechtvaardigt’ (art. L. 821-2 van het Wetboek van administratieve rechtspraak).
Algemene kenmerken van de administratieve geschillenprocedure:
- Schriftelijke procedure, wat betekent dat de kern van de zaak bestaat uit geschreven memories.
- Inquisitoir karakter van de procedure, wat betekent dat bij de administratieve rechtbanken de rechter zelf verantwoordelijk is voor het onderzoek.
- Naleving van het beginsel van hoor en wederhoor.
- Openbaarheid van zittingen, wat betekent dat het administratieve proces openbaar is.
Het indienen van het beroep:
- Er moet een voorafgaande administratieve beslissing zijn. Soms geldt het uitblijven van een antwoord van de administratie als weigering na een termijn van twee (2) maanden. Maar de regel is omgekeerd in bepaalde situaties, bijvoorbeeld voor aanvragen voor bouwvergunningen, waar stilzwijgen als aanvaarding geldt.
- Termijn: over het algemeen moet een beroep bij een administratieve rechtbank worden ingesteld binnen een termijn van twee (2) maanden na de kennisgeving van de beslissing.
- Spoedprocedures: deze worden kort gedingen genoemd. Er bestaan verschillende soorten (bijvoorbeeld: het opschortend kort geding dat toelaat de uitvoering van een administratieve handeling op te schorten voor een door de rechter bepaalde termijn in afwachting van zijn uitspraak over de wettigheid van de handeling).
II. De rechtscolleges van de rechterlijke orde
Wanneer het slachtoffer van een schade een civiele procedure aanspant, kan hij vergoeding krijgen voor de veroorzaakte schade, met name in de vorm van schadevergoeding. Een strafproces maakt het mogelijk de dader van een misdrijf te bestraffen. In het algemeen is de rechterlijke macht de hoeder van de individuele vrijheden en het privé-eigendom.
De rechtscolleges van de rechterlijke orde bestaan uit twee niveaus die een uitspraak in eerste aanleg mogelijk maken, en een herziening van de zaak door een hogere rechtbank in geval van betwisting van de eerste uitspraak.
1. De rechtscolleges in eerste aanleg
Voor civiele rechtbanken wordt de bevoegde rechtbank bepaald door de aard van de zaak en het bedrag ervan.
Voor strafrechtbanken bepaalt het type overtreding (overtreding, misdrijf, misdaad) welke rechtbank bevoegd is.
Voor vervolgde personen die op het moment van de feiten jonger zijn dan achttien (18) jaar, geldt een specifiek regime: het jeugdrecht.
De civiele rechtbanken
Civiele rechtbanken van gemeen recht:
- Lokale rechtbank/Rechter voor beschermingsgeschillen:
De lokale rechtbank is bevoegd om te beslissen over civiele geschillen uit het dagelijks leven voor bedragen onder de 10.000 euro, zoals geschillen over de teruggave van een borgsom, onbetaalde schulden, slecht uitgevoerde werkzaamheden. De Raad van State heeft artikel 750-1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vernietigd (beslissing nr. 436939, 437002 van 22 september 2022) dat, op straffe van niet-ontvankelijkheid, een verplichting oplegde om gebruik te maken van een minnelijke geschillenregeling voor bepaalde geschillen waarvan de financiële inzet lager was dan 5.000 euro.
Er wordt een rechter voor beschermingsgeschillen aangesteld in elke lokale rechtbank en binnen de rechtbank van eerste aanleg om te oordelen over:
- Consumentenkrediet;
- Persoonlijke overmatige schuldenlast;
- Huurcontract voor woningen;
- Bescherming van meerderjarigen;
- Uitzetting van personen zonder recht of titel.
- Rechtbank van eerste aanleg:
De rechtbank is ontstaan uit de fusie van de kantonrechtbank en de arrondissementsrechtbank. Het is de enige rechtbank van gemeen recht in eerste aanleg voor civiele, strafrechterlijke en commerciële zaken die bevoegd is voor geschillen die niet aan een andere rechtbank zijn toegewezen, ongeacht de waarde van het geschil.
Het kan dus verschillende soorten zaken behandelen, met name zaken met betrekking tot eigendomsrecht, persoonlijk recht (burgerlijke stand, afstamming bijvoorbeeld), erfenissen, en alle civiele zaken.
Sommige rechtbanken zijn gespecialiseerd, we noemen ze uitzonderingsrechtbanken:
- De arbeidsrechtbank heeft de bevoegdheid voor alle geschillen die voortvloeien uit particuliere arbeidsovereenkomsten of leercontracten.
- De handelsrechtbank is speciaal bevoegd voor het beslechten van geschillen tussen handelaren of met betrekking tot handelsdaden.
De strafrechtbanken
- Kantongerecht:
Het beoordeelt de minst ernstige strafbare feiten: overtredingen van de vijf klassen waarvoor de wet voorziet in een boete van maximaal 3000 euro. De rechtbank kan een boete opleggen, maar ook aanvullende straffen zoals het intrekken van het rijbewijs of het in beslag nemen van het voertuig, bijvoorbeeld. Tegen het vonnis kan beroep worden aangetekend als het een overtreding van de 5e klasse betreft. Om overtredingen van de 1e tot en met 4e klasse aan te vechten, is alleen cassatie mogelijk.
- Correctionele rechtbank:
De correctionele rechtbank is de belangrijkste strafrechtbank, het beoordeelt misdrijven waarvoor de maximumstraf tot tien (10) jaar gevangenisstraf kan oplopen: onopzettelijke doodslag, drugshandel, seksuele aanranding, diefstal, oplichting, enz. De correctionele rechtbank wordt ingeschakeld door de officier van justitie, door de onderzoeksrechter aan het einde van een gerechtelijk onderzoek of door het slachtoffer via een rechtstreekse dagvaarding.
- Hof van assisen:
Het hof van assisen is bevoegd om de zwaarste misdaden te berechten, die het strengst worden bestraft door het Wetboek van Strafrecht en waarvan de minimumstraf tien (10) jaar gevangenisstraf is: moord en doodslag, verkrachting, georganiseerde misdaad in het bijzonder.
- Strafhof:
De departementale strafhoven, bevoegd voor misdaden die bestraft worden met vijftien (15) of twintig (20) jaar opsluiting, zijn in 2019 bij wijze van experiment opgericht (wet nr. 2019-222 van 23 maart 2019 over de programmering 2018-2022 en de hervorming van justitie). Ze zullen op 1 januari 2023 algemeen worden ingevoerd, met als doel de overbelaste hoven van assisen te ontlasten.
- Hof van Justitie van de Republiek:
Het kan alle regeringsleden berechten, dat wil zeggen de premier, de ministers en de staatssecretarissen. Het is alleen bevoegd voor misdrijven of misdaden die door hen zijn gepleegd tijdens de uitoefening van hun functie. Overtredingen die geen direct verband houden met het bestuur van het land, vallen onder de gewone strafrechtbanken.
2. De beroepsinstanties
Partijen die ontevreden zijn met de beslissing van de rechtbanken in eerste aanleg kunnen in beroep gaan bij een hof van beroep.
- Hof van beroep
Het hof van beroep is verantwoordelijk voor het onderzoeken van zaken die al door een rechtbank zijn beoordeeld. Je moet weten dat tegen sommige vonnissen echter geen beroep mogelijk is. Dit geldt met name voor vonnissen in laatste aanleg door de kantonrechtbank, door het kantongerecht wanneer de sanctie betrekking heeft op overtredingen van klasse 1 tot 4 (art. 546 van het Wetboek van Strafvordering) of door de arbeidsrechtbank als de eisen van de werknemer niet hoger zijn dan 5.000 euro (art. D. 1462-3 van het Arbeidswetboek).
De termijn om in beroep te gaan tegen een vonnis varieert per rechtbank: het is meestal een maand in civiele zaken, vijftien dagen voor bepaalde beslissingen (in gracieuse zaken en voor beschikkingen) en tien dagen in strafzaken.
- Hof van assisen in beroep
Het hof van assisen in beroep is bevoegd om zaken die al door een hof van assisen zijn beoordeeld, opnieuw te berechten.
- Hof van Cassatie
Het Hof van Cassatie kijkt alleen naar beslissingen die in laatste aanleg zijn genomen (beslissingen in eerste aanleg waartegen geen beroep mogelijk is en beslissingen van de hoven van beroep).
Het Hof van Cassatie is het hoogste rechtscollege dat belast is met het controleren van de juiste toepassing van het recht door de rechtbanken. Het is niet bevoegd om zich uit te spreken over het conflict tussen de partijen, maar alleen om te oordelen over de kwaliteit van de rechterlijke uitspraak.
Het Hof van Cassatie heeft zes gespecialiseerde kamers: de aard van de juridische vraag bepaalt welke kamer het geschil moet beslechten. Het heeft 3 civiele kamers, een handelskamer, een sociale kamer en een strafkamer.
Het Hof van Cassatie heeft een landelijke bevoegdheid, het is uniek (art. L 411-1 van de Code de l’organisation judiciaire) en zetelt in Parijs, binnen het Paleis van Justitie.
Om het aan te spreken, moet de rechtzoekende cassatieberoep instellen. Het Hof van Cassatie kan dan:
- De beslissing vernietigen, de zaak wordt dan terugverwezen naar een rechtbank om opnieuw beoordeeld te worden;
- Het beroep verwerpen, als het vindt dat het ongegrond is. De oorspronkelijk betwiste beslissing wordt dan bevestigd en wordt definitief.
In civiele zaken moet het cassatieberoep worden ingesteld binnen een termijn van twee (2) maanden (tenzij anders bepaald) vanaf de kennisgeving van de bestreden beslissing. In strafzaken moet het cassatieberoep worden ingesteld binnen een termijn van vijf (5) dagen vanaf de uitspraak van de bestreden beslissing.
Voor dit hoogste rechtscollege van de rechterlijke orde, net als voor de administratieve orde, mogen alleen gespecialiseerde advocaten pleiten: de advocaten bij het Hof van Cassatie en de Raad van State, ook wel ‘advocaten bij de Raden’ genoemd.
Aangezien het doel van het Hof van Cassatie is om de interpretatie van het recht te verenigen, kan het ook door rechters van rechtbanken worden gevraagd om ‘advies‘ voordat ze hun beslissing nemen.
De Constitutionele Raad
De Constitutionele Raad is ingesteld door de Grondwet van 4 oktober 1958. Het is een rechtscollege met verschillende bevoegdheden en is met name belast met de grondwettelijke toetsing, dat wil zeggen dat het de overeenstemming van wetten met de Grondwet controleert.
De Constitutionele Raad bestaat uit negen leden die voor negen jaar worden benoemd. Ze worden aangewezen door de president van de Republiek en de voorzitters van de parlementaire vergaderingen.
De Constitutionele Raad kan worden geraadpleegd:
- Vóór de afkondiging van de wet, door de president van de Republiek, de voorzitter van de Senaat, de voorzitter van de Nationale Vergadering of zestig parlementsleden.
- Na de afkondiging van de wet: dit is de prioritaire vraag over grondwettelijkheid (QPC). Het is mogelijk voor elke rechtzoekende om te beweren dat een wettelijke bepaling inbreuk maakt op de rechten en vrijheden die de Grondwet garandeert. Als aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden is voldaan, is het aan de Constitutionele Raad, op verwijzing door de Raad van State of het Hof van Cassatie, om zich uit te spreken en eventueel de wettelijke bepaling in te trekken (artikel 61-1 van de Grondwet).
TOEPASSELIJKE REFERENTIES
Decreet nr. 2022-16 van 7 januari 2022 betreffende het evaluatie- en monitoringcomité van de departementale strafrechtbank; decreet nr. 2022-17 van 7 januari 2022 betreffende het experiment met de departementale strafrechtbank; wet nr. 2019-222 van 23 maart 2019 over de programmering 2018-2022 en hervorming voor justitie; Constitutionele Raad nr.86-224 DC, 23 januari 1987.