Wat is een kortgeding?
Het kortgeding is een juridische procedure die de rechter in staat stelt om een geschil snel of zelfs onmiddellijk te onderzoeken. Hij kan een voorlopige maatregel bevelen. Deze alleensprekende rechter onderzoekt de zaak niet ten gronde.
De rechter in kort geding neemt een beslissing in de vorm van een beschikking die slechts een voorlopige waarde heeft en de rechter ten gronde niet bindt. Ze is echter wel voorlopig uitvoerbaar.
Er bestaan veel soorten kortgedingen (administratief kortgeding, civiel kortgeding, kortgeding van de Rekenkamer, fiscaal kortgeding, strafrechtelijk kortgeding) maar ze hebben allemaal dezelfde algemene functies: het bevelen van voorlopige, bewarende of anticiperende maatregelen.
De kortgedingprocedure heeft dus drie kenmerken:
- De rechter geeft een beschikking voor voorlopige maatregelen. Het geschil zal definitief worden beslecht in een hoofdzaak, wat we een proces ’ten gronde’ noemen;
- De kortgedingprocedure biedt een verzoeker de mogelijkheid om van de rechter elke nuttige maatregel te verkrijgen om zijn rechten en belangen te beschermen;
- De kortgedingprocedure staat in het teken van hoor en wederhoor, waarbij de rechter pas kan beslissen nadat hij de argumenten van de verdediging heeft gehoord.
De kortgedingprocedure moet worden onderscheiden van een versnelde bodemprocedure die de rechter in staat stelt snel en definitief uitspraak te doen en die alleen bestaat wanneer een speciale wettekst daarin voorziet.
De kortgedingprocedure verschilt ook van de verzoekschriftprocedure, wat een andere spoedeisende procedure is maar die geen tegensprekelijk debat tussen de partijen vereist.
Wat kun je vragen tijdens een kortgeding?
De kortgedingprocedure stelt je in staat de rechter te vragen om:
- Alle dringende maatregelen die niet stuiten op enige serieuze betwisting (art. 834 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), bijvoorbeeld het bevelen van de betaling van een geldsom in het kader van een contract.
De voorwaarden van spoedeisendheid worden door de rechter beoordeeld op de datum waarop hij zijn beslissing neemt (Cass. 3e civ., 5 okt. 1976, nr. 75-13.645). De serieuze betwisting wordt beoordeeld naar de klaarblijkelijkheid van de door elk van de partijen geclaimde rechten.
- Bewarende maatregelen, zelfs in aanwezigheid van een serieuze betwisting:
- Ofwel om een dreigend nadeel te voorkomen;
- Ofwel om een kennelijk onrechtmatige toestand te beëindigen.
De kennelijk onrechtmatige toestand kan worden gedefinieerd als “elke verstoring die voortvloeit uit een materieel of juridisch feit dat, direct of indirect, een duidelijke schending van de rechtsregel vormt” (Hof van Cassatie, 9 dec. 2020, nr. 19-21.118). Het kan bijvoorbeeld gaan om het stoppen van werkzaamheden die de buren schade toebrengen.
Civiel kortgeding:
Artikel 484 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering definieert de beschikking in kort geding als “een voorlopige beslissing gegeven op verzoek van een partij, terwijl de andere partij aanwezig is of is opgeroepen, in gevallen waarin de wet aan een rechter die niet van de hoofdzaak kennis neemt, de bevoegdheid verleent om onmiddellijk de nodige maatregelen te bevelen.”
De bestuursrechter kan ook beschikkingen in kort geding geven:
Wat betreft het vrijheidskortgeding, moet er “een direct verband bestaan tussen de onwettigheid die wordt vastgesteld ten aanzien van de bestuursoverheid en de ernst van de gevolgen ervan voor de uitoefening van de betrokken fundamentele vrijheid” (Raad van State, 12 november 2001, Gemeente Montreuil-Bellay, req. nr. 239840). Het kan bijvoorbeeld gaan om een weigering van toestemming voor het openen van een gebedshuis of sluiting (RvS 9 november 2015, Assoc. musulmane, req. nr. 394333). In principe kan de rechter alleen voorlopige maatregelen uitspreken, maar hij kan, wanneer hij daar uitdrukkelijk toe gemachtigd is of wanneer de situatie dat vereist, onomkeerbare maatregelen nemen.
De kortgedingprocedure
Hoe start je een kortgeding voor de civiele rechtbanken?
De rechter in kort geding is meestal de voorzitter van het aangezochte gerecht. Wat betreft de rechtbank, kunnen de voorzitter van de rechtbank of de rechter voor geschillen over bescherming in kort geding maatregelen bevelen. De bevoegdheden van de voorzitter van de rechtbank strekken zich uit tot alle zaken waarvoor geen bijzondere kortgedingprocedure bestaat (art. 836 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
a) De dagvaarding
De procedure wordt ingeleid door een kort geding dagvaarding, die aan de tegenpartij wordt gericht en wordt betekend door een gerechtsdeurwaarder (sinds 1 juli 2022 zijn gerechtsdeurwaarders en gerechtelijke veilingmeesters gerechtsdeurwaarders geworden).
b) Het inschakelen van een advocaat
In principe is een advocaat verplicht voor de rechtbank (art. 760 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Bij uitzondering is een advocaat niet verplicht (art. 761 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) in bepaalde gevallen, met name:
- Als de waarde van het geschil minder dan of gelijk aan €10.000 is.
- Bij geschillen over ouderlijk gezag, voogdij, uitzetting, huurwoningen, consumentenkrediet.
c) Mondelinge en tegensprekelijke procedure
De rechtbank moet ervoor zorgen dat de tegenpartij tijd heeft gehad om haar verweer voor te bereiden voordat ze een beslissing neemt. De procedure kan ook, met instemming van de partijen, zonder zitting plaatsvinden (art. 836-1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
De beslissing wordt meestal direct na de zitting genomen, maar kan ook op een latere datum worden genomen die door de rechtbank wordt vastgesteld.
De eiser moet vervolgens de beschikking aan de tegenpartij betekenen, die dan de in de beschikking voorgeschreven maatregelen moet uitvoeren. De beschikking in kort geding is van rechtswege voorlopig uitvoerbaar, net als beslissingen in eerste aanleg (art. 514 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Hoe dien je een kort geding in bij de bestuursrechter?
Als het geschil onder de bevoegdheid van de bestuursrechter valt, is het mogelijk om een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen bij de griffie van het gerecht, via Télérecours (online) of per post te versturen, met ontvangstbevestiging en de vermelding ‘kort geding’ op het verzoekschrift en de envelop (art. R522-3 van het Wetboek van Bestuursrechtspraak).
De bijstand van een advocaat is niet verplicht voor de administratieve procedure, behalve:
- Voor het voorschot-kort geding (waarmee je snel een voorschot kunt krijgen op een bedrag dat een overheidsinstantie verschuldigd is);
- Als het gaat om een contract gesloten met een overheidsinstantie of een publieke organisatie.
Beroep
- Als je het niet eens bent met de beslissing van de rechter in kort geding, kun je deze aanvechten bij het gerechtshof binnen vijftien (15) dagen na de betekening van de beschikking, net als de tegenpartij. In twee gevallen is hoger beroep niet mogelijk (art. 490 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering):
- Wanneer de beschikking afkomstig is van de eerste president van het gerechtshof;
- Wanneer de beschikking in laatste aanleg is gegeven vanwege het bedrag of het onderwerp van de vordering.
- Tegen sommige beslissingen in eerste aanleg van de bestuursrechter kan geen hoger beroep worden ingesteld, dan moet je cassatieberoep instellen bij de Raad van State binnen vijftien (15) dagen (art. R523-1 van het Wetboek van Bestuursrechtspraak). De Raad van State zal binnen één (1) maand uitspraak doen (art. R523-2 van het Wetboek van Bestuursrechtspraak).
De betwisting moet betrekking hebben op een onwettigheid, de Raad van State beoordeelt de zaak niet opnieuw, maar controleert of de wet correct is toegepast.
De bijstand van een advocaat bij de Raad van State is verplicht, behalve bij beslissingen over pensioenen of sociale bijstand.
In alle gevallen wordt de beslissing voorlopig toegepast in afwachting van de beslissing in hoger beroep of de hoofduitspraak.
TOEPASSELIJKE REFERENTIES
Burgerlijk recht: Art. 145 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (WBR) (onderzoeksmaatregel); artikelen 484 tot 492-1 WBR (kort geding procedure); art. 761 WBR (aanstelling advocaat); art. 834 WBR (spoedeisende maatregelen); art. 835 WBR (maatregelen bij geschillen); art. 834 tot 838 WBR (kort geding beschikkingen); Decreet nr. 2019-1333 van 11 december 2019 tot hervorming van de civiele procedure; Decreet nr. 2020-1452 van 27 november 2020 houdende diverse bepalingen met name met betrekking tot de civiele procedure en de schadevergoedingsprocedure voor slachtoffers van terroristische daden en andere misdrijven.
Bestuursrecht: Artikelen L511-1 tot L511-2 van het Wetboek van Bestuursrechtspraak (rechter in kort geding); artikelen L521-1 tot L521-4 van het Wetboek van Bestuursrechtspraak (bevoegdheden van de rechter in kort geding); artikelen R522-1 tot R522-14 van het Wetboek van Bestuursrechtspraak (procedure); artikelen R523-1 tot R523-3 van het Wetboek van Bestuursrechtspraak (rechtsmiddelen); WET nr. 2000-597 van 30 juni 2000 betreffende kort geding procedures voor bestuursrechtelijke instanties.
Rechtspraak: Cour de Cassation, 3e civ., 5 okt. 1976, nr. 75-13.645; Cour de cassation, 9 dec. 2020, nr. 19-21.118; CE 12 november 2001, Gemeente Montreuil-Bellay, verzoek nr. 239840.