Kledingvoorschriften op openbare scholen

Veel middelbare schoolmeiden vragen ons over hun kleding, die soms door hun school als een ‘opzichtig teken van religieuze overtuiging’ wordt gezien.

Tuniek, wijde broek, rok of lange jurk, kunnen ze me verbieden om bepaalde kleding te dragen op school?

Wat zegt de wet?

Over kledingkeuze:

  • Allereerst zegt de WET nr. 2004-228 van 15 maart 2004, die het dragen van tekens of kleding die opzichtig een religieuze overtuiging tonen in openbare basis- en middelbare scholen regelt, op basis van het beginsel van secularisme:

    “In openbare basis- en middelbare scholen is het dragen van tekens of kleding waarmee leerlingen opzichtig een religieuze overtuiging tonen verboden“, zoals de hoofddoek, keppel, Sikh-tulband of een te zichtbaar kruis (art. L. 141-5-1 van de Onderwijswet).

    Leerlingen van openbare basis- en middelbare scholen mogen echter wel discrete religieuze tekens dragen.

  • De circulaire van 18 mei 2004 over de uitvoering van de wet van 15 maart 2004 stelt duidelijk dat de wet “accessoires en kleding die gewoonlijk door leerlingen worden gedragen zonder enige religieuze betekenis, niet verbiedt. De wet verbiedt een leerling echter wel om zich te beroepen op het religieuze karakter dat hij of zij eraan zou hechten, bijvoorbeeld om te weigeren zich te houden aan de regels die gelden voor de kleding van leerlingen in de school” (art.2-1).
  • Volgens de jurisprudentie zijn ook tekens en kleding verboden waarvan het dragen alleen een religieuze overtuiging toont vanwege het gedrag van de leerling (CE, 5 december 2007). Naast het religieuze teken stricto sensu, zoals de hoofddoek, heeft het verbod ook betrekking op het opzichtige karakter van de uiting en niet op het teken zelf.

    Het begrijpen van deze tweede categorie is minder duidelijk en berust op de interpretatie van de schoolautoriteit. Een dergelijke interpretatie kan gebaseerd zijn op twee criteria: het voortdurend dragen van hoofdbedekking (bandana, muts) en de categorische weigering om deze om religieuze redenen af te doen (CE 5 dec. 2007, M. en Mme Ghazal n° 295671; 10 juni 2009 n°306798).

  • De wet van 15 maart 2004 verzet zich dus niet tegen het dragen van lange rokken of jurken, losse kleding of accessoires, die van nature geen religieuze kleding zijn en die algemeen gedragen worden. Gewone kleding zoals lange jurken of rokken worden in principe niet gelijkgesteld aan religieuze kleding. Het verbieden van lange rokken of losse kleding, ongeacht de kleur, is een inbreuk op de persoonlijke identiteit en de vrijheid van meningsuiting. Kleding kan immers gedragen worden uit persoonlijke smaak, zonder religieuze connotatie.
  • Er is geen regel die het dragen van ’traditionele’ of ‘niet-westerse’ kleding in schoolverband verbiedt of regelt.
  • Hoewel elke school via haar huisreglement vrij is om regels op te stellen met betrekking tot kleding, waarbij met name ‘correcte kleding’ wordt geëist, en kledingbeperkingen kunnen worden voorzien om redenen van hygiëne, veiligheid of ‘burgerlijk fatsoen’, moeten deze gebaseerd zijn op objectieve en niet-discriminerende criteria.
  • De vrijheid van kledingkeuze wordt gewaarborgd door het recht op privacy in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat ‘de fysieke, psychologische en sociale identiteit van een individu’ omvat (EHRM 8 november 2011 V. C. t. Slowakije, nr. 18968/07). Volgens de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de keuze van iemands kleding een onderdeel van het recht op privacy en vrijheid van meningsuiting
  • Deze vrijheid is zelfs vastgelegd in de Onderwijswet: “in middelbare scholen beschikken leerlingen, met respect voor pluralisme en het beginsel van neutraliteit, over de vrijheid van informatie en de vrijheid van meningsuiting” (art. 511-2 van de Onderwijswet).
  • Het recht op kledingvrijheid wordt ook erkend door de artikelen 4 en 10 van de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger van 26 augustus 1789:
  1. Artikel 4 bepaalt dat: ” Vrijheid betekent dat je alles mag doen wat anderen niet schaadt: dus de uitoefening van de natuurlijke rechten van elke mens heeft alleen grenzen die ervoor zorgen dat andere leden van de samenleving dezelfde rechten kunnen genieten. Deze grenzen kunnen alleen door de wet worden bepaald ‘.
  2. Artikel 10 stelt dat “Niemand lastiggevallen mag worden voor zijn meningen, zelfs niet religieuze, zolang de uiting ervan de openbare orde zoals vastgesteld door de wet niet verstoort“.

Wat moet ik doen?

Als je de toegang tot school wordt geweigerd of als je wordt opgeroepen vanwege je kleding:

  • Vraag naar de wettelijke basis (wettekst, circulaire, decreet, intern reglement, etc.) die rechtvaardigt dat men bezwaar maakt tegen je kledingkeuze.
  • Als je de toegang tot de instelling wordt geweigerd, vraag dan om een schriftelijke kennisgeving waarin de reden voor weigering, namelijk je kleding, wordt vermeld.
  • Herinner eraan dat je kleding geen enkele religieuze connotatie heeft, dat het fatsoenlijk is en algemeen gedragen wordt.
  • Informeer je ouders over de situatie en vraag samen met hen om een afspraak met de schooldirecteur om te bemiddelen.
  • Als je onderworpen wordt aan een tuchtprocedure, controleer dan de redenen die in de oproep voor de tuchtraad worden genoemd.
  • Als je tijdelijk geschorst wordt, kan dit alleen na een gesprek met jou en je ouders. Vraag om een alternatieve oplossing die je toegang geeft tot onderwijs onder gelijkwaardige omstandigheden als andere leerlingen.
  • Je kunt de laïcité-referent van de academie, de Directeur van de departementale diensten voor Onderwijs (DSDEN) en de Ombudsman waarschuwen.
  • Als het meningsverschil blijft bestaan, kun je een beroep doen op de bemiddelaar van het nationale onderwijs.
  • Neem contact op met Equitas die je steun en juridische bijstand zal bieden.

TOEPASSELIJKE REFERENTIES:

Wetten en wetsartikelen: WET nr. 2004-228 van 15 maart 2004 die, met toepassing van het beginsel van secularisme, het dragen van tekens of kleding die opzichtig een religieuze overtuiging tonen in openbare scholen, middelbare scholen en lycea regelt; art. L. 141-5-1 van de Onderwijswet; art. L. 111-1, L. 141-1 en L. 141-2 van de Onderwijswet; artikel R. 511-12 van de Onderwijswet; art. D. 511-43 van de Onderwijswet; art. 1, 3, 4, en 5 van het Verdrag van 1960 tegen discriminatie in het onderwijs; art. 4 en 10 van de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger van 26 augustus 1789; art. 225-1 en 225-2 van het Wetboek van Strafrecht; art. 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en art. 2 van het aanvullende protocol nr. 1.

Circulaires: Circulaire van 18 mei 2004 betreffende de uitvoering van wet nr. 2004-228 van 15 maart 2004 die, met toepassing van het beginsel van secularisme, het dragen van tekens of kleding die een religieuze overtuiging tonen in openbare scholen, middelbare scholen en lycea regelt; Circulaire nr. 2014-059 “Toepassing van de regel, preventieve maatregelen en sancties”;

Jurisprudentie: Raad van State, 5 december 2007, nr. 295671, nr. 285394, nr. 285395 en nr. 285396; EHRM 8 november 2011 V. C. tegen Slowakije, nr. 18968/07.

Op 4 mei 2025, tijdens de Belgische bekerfinale tussen Club Brugge en RSC Anderlecht, pleegden Brugse hooligans gewelddaden in Sint-Jans-Molenbeek en Jette. (...)
Deze woensdag heeft de bestuursrechter in Lille het besluit van de prefect van Nord om het associatiecontract tussen de particuliere moslimschool Averroès en de Franse staat te verbreken, ongeldig verklaard. (...)