Wat zegt de wet?

Lasterlijke aangifte is een misdrijf dat de persoonlijkheid aantast

Het wordt gedefinieerd in het Wetboek van Strafrecht:

De aangifte, gedaan op welke manier dan ook en gericht tegen een bepaalde persoon, van een feit dat kan leiden tot gerechtelijke, administratieve of disciplinaire sancties en waarvan men weet dat het geheel of gedeeltelijk onjuist is, wanneer deze is gericht aan hetzij een justitieel of administratief of gerechtelijk politiefunctionaris, hetzij een autoriteit die bevoegd is er gevolg aan te geven of de bevoegde autoriteit in te schakelen, hetzij aan de hiërarchische meerderen of de werkgever van de aangegeven persoon (…)” (art. 226-10 van het Wetboek van Strafrecht).

Lasterlijke aangifte wordt soms verward met belediging, wat een beledigende uitdrukking is gericht aan een persoon en geen specifiek feit vereist, of met smaad, wat meer lijkt op laster omdat het bestaat uit het toeschrijven van een feit aan een persoon dat diens eer aantast.

Lasterlijke aangifte is van toepassing als de volgende elementen aanwezig zijn:

  • De aangifte moet gericht zijn aan de volgende organen/personen:
  1. een justitieel functionaris, een administratief of gerechtelijk politiefunctionaris;
  2. een autoriteit die bevoegd is er gevolg aan te geven of de bevoegde autoriteit in te schakelen;
  3. de hiërarchische meerderen of de werkgever van de aangegeven persoon.
  • Het aangegeven feit moet strafbaar zijn met gerechtelijke, administratieve of disciplinaire sancties.
  • De aangever kent de onjuistheid van de aangegeven feiten en handelt spontaan. Het is niet nodig om de materiële onwaarheid van het aangegeven feit vast te stellen. “Het is voldoende dat de aangever, door bewust bepaalde omstandigheden te verzwijgen, het feit op een bedrieglijke manier heeft voorgesteld, waardoor het onterecht lijkt alsof het tot een sanctie zou moeten leiden” (Cass. Crim., 2 juli 1975, nr. 74-91.093).
  • De beschuldiging moet specifiek gericht zijn op een persoon of het mogelijk maken om die persoon te identificeren.

Voorbeeld: in mei 2019 heeft een RATP-buschauffeur die ervan werd beschuldigd een passagier om religieuze redenen te hebben geweigerd vanwege haar rok, een klacht ingediend wegens lasterlijke aangifte.

De spontaniteit van de aangifte

De aangifte moet voortkomen uit de eigen wil van de dader en spontaan zijn. Dit spontaniteitscriterium sluit bepaalde situaties uit:

  • De aangever staat onder druk van een derde partij of overmacht die hij moet rechtvaardigen;
  • Hij is verplicht de verklaring af te leggen. Zo is de aangifte niet spontaan wanneer deze het resultaat is van verklaringen die door de gendarmes tijdens het onderzoek zijn verzameld (Cass. crim., 16 juni 1988, nr. 87-85.432) of wanneer deze wordt gedaan via rapporten opgesteld door de vertegenwoordiger van de schuldeisers in een gerechtelijke reorganisatieprocedure (Cass. crim., 14 januari 2014, nr. 12-86.781).

Het vaststellen van de valsheid van het aangegeven feit

De dader van de aangifte moet zich bewust zijn van de valsheid of onjuistheid van zijn verklaring.

De rechter beoordeelt de onjuistheid van de feiten volgens de volgende gevallen:

  • De valsheid blijkt uit een definitieve beslissing tot seponering, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging van het slachtoffer van de aangifte, omdat het feit niet aan hem toe te schrijven is of hij het niet heeft gepleegd. In dit geval is het misdrijf van lasterlijke aangifte noodzakelijkerwijs bewezen (Hof van Cassatie, strafkamer, 6 mei 2014, nr. 13-84.376). Een sepot is geen definitieve beslissing die een einde maakt aan de procedure met betrekking tot het aangegeven feit.
  • Bij afwezigheid van zo’n beslissing kan de rechter soeverein de frauduleuze intentie van de aangever beoordelen, mits zijn redenen “geen ontoereikendheid, tegenstrijdigheid of rechtsdwaling bevatten” (Cass. crim., 13 maart 1984, nr. 83-93.828).

Om de frauduleuze intentie van de aangever te beoordelen, kunnen rechtbanken kijken naar de conflictueuze context die hem mogelijk tegenover zijn slachtoffer plaatst. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een klacht gericht aan de minister van Justitie door een vakbondsman tegen de directeur van een huis van bewaring “die duidelijk een verlangen naar wraak uitdrukt” (Parijs, 11e kamer, 9 nov. 2006, Aubin t/ Bigot, nr. 05/13069).

Het bewijs van goede trouw van de aangever kan voorkomen dat hij wordt veroordeeld voor lasterlijke aangifte.

Voorbeeld: rechters hebben de goede trouw kunnen erkennen van een banketbakker die een van haar verkoopsters had beschuldigd van diefstal, en wiens klacht was gevolgd door een seponering. Om de aanklager vrij te pleiten, merkte het hof op dat ze serieuze bewijzen had verzameld en voorafgaand onderzoek had gedaan waardoor ze kon geloven in het bestaan van deze diefstallen en de verantwoordelijkheid van de persoon die ze had beschuldigd (Hof van Beroep Aix-en-Provence, 14 juni 1999, Diener tegen Bernaud).

Daarom moet je die specifieke bedoeling bewijzen, namelijk de kwade trouw van de aanklager, die niet alleen kan voortvloeien uit de vaststelling dat hij zou hebben gehandeld met ‘laakbare lichtzinnigheid’ (Hof van Cassatie, strafkamer, 19 februari 2019, nr. 18-80.195).

Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft Frankrijk onlangs eraan herinnerd dat de inmenging in de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting (beschermd door art. 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) evenredig moet zijn.

Er is dus vastgesteld dat de omstandigheid dat de aan een individu verweten uitspraken omringd waren door stijlvoorzorgen (met name de vragende vorm) een factor is waarmee rekening moet worden gehouden bij het controleren van de evenredigheid, evenals de aard en de zwaarte van de opgelegde sancties (EHRM, 26 maart 2020, nr. 59636/16, Tête tegen Frankrijk).

Wat zijn de straffen voor lasterlijke aangifte?

Lasterlijke aangifte is een misdrijf dat strafbaar is met een boete van € 45.000 en vijf (5) jaar gevangenisstraf als de dader een natuurlijk persoon is (artikel 226-10 van het Wetboek van Strafrecht). Er kunnen aanvullende straffen worden opgelegd (art. 226-31 van het Wetboek van Strafrecht):

  • Ontneming van burger- en familierechten;
  • Verbod op het uitoefenen van de sociale of professionele activiteit waarin het misdrijf is gepleegd;
  • Verspreiding van de rechterlijke uitspraak.
  • Als het misdrijf wordt gepleegd door een rechtspersoon (bijvoorbeeld een bedrijf of vereniging), wordt het bestraft met een boete van € 275.000.

Wat is de verjaringstermijn?

Het slachtoffer heeft een termijn van zes (6) jaar om een klacht in te dienen wegens lasterlijke aangifte. De verjaring begint te lopen vanaf de dag dat de aangifte is ontvangen door de autoriteit die bevoegd is om er gevolg aan te geven of de bevoegde autoriteit in te schakelen (Strafkamer 17 oktober 2006, nr. 05-85.519).

Artikel 226-11 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt echter dat “Wanneer het aangegeven feit heeft geleid tot strafrechtelijke vervolging, kan pas worden beslist over de vervolging tegen de aangever na de definitieve beslissing over de procedure betreffende het aangegeven feit“.

Dit betekent dat je moet afwachten wat de rechtbank beslist over het aangegeven feit om te beoordelen of de aangifte al dan niet lasterlijk is. Het bestaan van deze twee gerechtelijke procedures leidt tot opschorting van de verjaringstermijn.

Wat te doen als je slachtoffer bent van een lasterlijke aangifte?

  • Je moet alle elementen verzamelen die bewijzen dat je de feiten waarvan je wordt beschuldigd niet hebt gepleegd, of dat de feiten onjuist zijn en vooral dat de aangever zich daarvan bewust was.
  • Verzamel getuigenissen, screenshots.
  • Je kunt een klacht indienen wegens lasterlijke aangifte.
  • Je kunt je rechtstreeks tot de correctionele rechtbank wenden als de identiteit van de aangever bekend is. De bevoegde rechtbank is die van de woonplaats van de beschuldigde of die van de plaats waar de feiten zijn gepleegd.
  • Als je een schadevergoeding wilt krijgen voor de geleden schade, moet je een klacht indienen met burgerlijke partijstelling. Maar in dit kader is dat afhankelijk van het indienen van een eenvoudige klacht en het verstrijken van een termijn van drie (3) maanden.
  • Je kunt Equitas om hulp vragen, die je zal begeleiden bij je stappen.

TOEPASSELIJKE REFERENTIES

Art. 226-10 en 226-11 van het Wetboek van Strafrecht; art. 226-31 van het Wetboek van Strafrecht. Jurisprudentie: Hof van Cassatie, Strafkamer, 2 juli 1975, nr. 74-91.093; Hof van Cassatie, Strafkamer, 6 mei 2014 / nr. 13-84.376; Hof van Cassatie, Strafkamer, 13 maart 1984, nr. 83-93.828; Hof van Beroep Aix-en-Provence, 14 juni 1999, Diener tegen Bernaud, Jurisdata nr. 99-043104; Hof van Cassatie, Strafkamer, 19 februari 2019, nr. 18-80.195; Hof van Cassatie, Strafkamer, 16 juni 1988, nr. 87-85.432; Hof van Cassatie, Strafkamer, 14 januari 2014, nr. 12-86.781; Hof van Cassatie, Strafkamer, 17 oktober 2006, nr. 05-85.519.

Op 4 mei 2025, tijdens de Belgische bekerfinale tussen Club Brugge en RSC Anderlecht, pleegden Brugse hooligans gewelddaden in Sint-Jans-Molenbeek en Jette. (...)
Deze woensdag heeft de bestuursrechter in Lille het besluit van de prefect van Nord om het associatiecontract tussen de particuliere moslimschool Averroès en de Franse staat te verbreken, ongeldig verklaard. (...)