Iris is moeder van een meisje van drie, dat naar de kleuterschool gaat. Toen ze aanbood om mee te gaan als begeleider op een schoolreisje, werd haar verzoek afgewezen door de lerares vanwege het dragen van haar hoofddoek.
Ze is niet de enige die zo’n afwijzing krijgt, dit is al jaren een terugkerend probleem.
De argumenten die worden aangevoerd om zo’n weigering te rechtvaardigen, zijn vaak gebaseerd op principes van secularisme, neutraliteit, het verbod op proselitisme, of omdat de activiteit plaatsvindt binnen de school, waarbij wordt gesteld dat de begeleidende ouder een activiteit uitvoert die vergelijkbaar is met die van een leraar.
Kan ik mijn kind begeleiden op een schoolreisje of deelnemen aan activiteiten in de school van mijn kind terwijl ik een religieus symbool draag?
Wat zegt de wet?
De kwestie van het begeleiden van schoolreisjes of deelnemen aan activiteiten binnen de school door moeders met een hoofddoek komt regelmatig terug en werd opnieuw besproken tijdens het onderzoek van de wet van 24 augustus 2021 ter versterking van de naleving van de principes van de republiek.
In de huidige stand van de wet is het antwoord duidelijk.
- De kwestie van het respecteren van het neutraliteitsprincipe door ouders die leerlingen van een openbare school begeleiden tijdens activiteiten of uitstapjes is niet onderworpen aan specifieke wettelijke of reglementaire bepalingen.
- Hoewel de WET nr. 2004-228 van 15 maart 2004, die in toepassing van het beginsel van secularisme het dragen van tekenen of kleding die ostensief een religieuze overtuiging tonen in openbare scholen, middelbare scholen en lycea regelt, het ostensief dragen van religieuze symbolen voor leerlingen van eerste- en tweedegraads instellingen verbiedt, beperkt deze op geen enkele manier de vrijheid om je religie te uiten voor begeleidende ouders. De circulaire van 18 mei 2004 betreffende de uitvoering van wet nr. 2004-228 van 15 maart 2004 stelt namelijk expliciet dat “de wet niet van toepassing is op ouders van leerlingen” (art.2.3).
- Of het nu gaat om regelmatige of incidentele schooluitstapjes, of deelname aan activiteiten in de school die onder de verantwoordelijkheid van de leraar blijven, begeleidende ouders zijn gebruikers van de openbare dienst van onderwijs die handelen als ouders van leerlingen, en zijn niet gebonden aan de neutraliteit die vereist is van ambtenaren (TA Amiens, 15 dec. 2015).
- In zijn advies van 19 december 2013 heeft de Raad van State aldus beslist: ouders die schoolreisjes begeleiden zijn geen medewerkers of vertegenwoordigers van de openbare dienst, maar gebruikers van de openbare dienst die zich niet hoeven te onderwerpen aan het principe van religieuze neutraliteit.
- Noch het principe van secularisme, noch dat van neutraliteit van de openbare dienst kan de weigering rechtvaardigen om moeders van leerlingen die een hoofddoek dragen, te laten samenwerken in het kader van educatieve activiteiten en schoolreisjes.
- In dit opzicht kunnen begeleidende ouders vrijelijk uiting geven aan hun religieuze overtuigingen. Ze zouden alleen onderworpen kunnen worden aan beperkingen om redenen van openbare orde of “eisen die verband houden met het goed functioneren van de openbare dienst” (Studie van de CE 19 dec. 2013; Administratieve rechtbank van Nice, 9 juni 2015). Ook moet worden opgemerkt dat de Raad van State heeft erkend dat het dragen van een hoofddoek op zich geen daad van druk of proselitisme vormt (CE 27 november 1996, M. en Mme Jeouit).
- Het maakt niet uit of het verbod voor ouders van leerlingen om hun religie te uiten is opgenomen in het interne reglement van de school, aangezien een dergelijke weigering kan worden gezien als discriminatie op grond van religie. Een dergelijk reglement, of de keuze van de directeur van de school, kan niet in strijd zijn met het non-discriminatiebeginsel. Volgens de Halde (vervangen door de Défenseur des Droits), “sluit de naleving van het gelijkheidsbeginsel per definitie uit dat de directie van de school haar autorisatiebevoegdheid op willekeurige wijze kan uitoefenen“.
- Laten we ff herinneren dat het principe van godsdienstvrijheid gegarandeerd wordt door een heleboel wetteksten, vooral artikel 10 van de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger van 1789 of artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, dat stelt dat de godsdienstvrijheid “geen andere beperkingen kan ondergaan dan die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen“.
- Dus, ondanks verschillende wetsvoorstellen of amendementen die de andere kant op gaan, is het mogelijk voor een ouder om tijdens schooluitjes of educatieve activiteiten een religieus symbool te dragen, zolang ze de openbare orde en het goed functioneren van de school niet verstoren.
Wat moet ik doen?
Als ze je toch weigeren om je kind te begeleiden tijdens schooluitjes of om deel te nemen aan activiteiten op school omdat je een hoofddoek draagt:
- Vraag om de wettelijke basis (wettekst, circulaire, decreet, intern reglement, etc.) die de weigering rechtvaardigt en vraag ook om een kopie van de genoemde tekst.
- Je kunt ook mondeling herinneren aan het uittreksel uit de circulaire van 18 mei 2004, die stelt dat “de wet niet van toepassing is op ouders van leerlingen“, en indien nodig een exemplaar van deze circulaire laten zien. (Art. 2.3).
- Je kunt de schooldirecteur vragen om het Laïcité-boekje te raadplegen dat is uitgegeven door het ministerie van Onderwijs (p.28) of voorstellen om het vademecum over laïciteit te bekijken dat in december 2021 is bijgewerkt. Het doel hiervan is om tools te geven aan het onderwijspersoneel, en er staat niks in over een neutraliteitsplicht voor ouders.
- Je kunt de schooldirecteur ook een kopie laten zien van de uitspraak van de Halde, die heeft geoordeeld dat “de principiële weigering van moeders met een hoofddoek om hun kinderen te begeleiden bij schooluitjes en/of toezicht te houden bij educatieve activiteiten die niet met lesgeven te maken hebben, bij gebrek aan omstandigheden die het karakter van dwang of proselitisme zouden kunnen geven, in strijd lijkt met de bepalingen die discriminatie op grond van godsdienst verbieden“.
- Als de schooldirecteur blijft weigeren, vraag dan om een schriftelijke kennisgeving waarin staat dat de directeur je deelname aan het toezicht bij schooluitjes weigert, de reden voor deze weigering (dragen van een hoofddoek), en de wettelijke basis hiervoor.
- Daarna kun je de laïciteitsreferent van de academie, het rectoraat en de Ombudsman waarschuwen.
- Neem contact op met Equitas die je juridische ondersteuning en bijstand zal bieden.
TOEPASSELIJKE REFERENTIES:
Wetten: Wet nr. 2004-228 van 15 maart 2004 die, met toepassing van het principe van laïciteit, het dragen van tekens of kleding die opzichtig een religieuze overtuiging tonen in openbare scholen, middelbare scholen en lycea reguleert; Wet nr. 2008-496 van 27 mei 2008 met verschillende bepalingen voor aanpassing aan het gemeenschapsrecht op het gebied van de strijd tegen discriminatie.
Circulaires: Circulaire van 18 mei 2004 betreffende de uitvoering van wet nr. 2004-228 van 15 maart 2004 die, met toepassing van het principe van laïciteit, het dragen van tekens of kleding die een religieuze overtuiging tonen in openbare scholen, middelbare scholen en lycea reguleert; Circulaire nr. 99-136 van 21 september 1999 betreffende de organisatie van schooluitjes.
Jurisprudentie: Administratieve rechtbank van Nice, 9 juni 2015, nr. 1305386; Administratieve rechtbank van Amiens, 15 dec. 2015, nr. 1401797, Mevr. Loubna A.; Raad van State, 27 november 1996, dhr. en mevr. Jeouit, nr. 172686.
Studies: Besluit nr. 2007-117 van 14 mei 2007 betreffende de uitsluiting van moeders van leerlingen van deelname aan educatieve activiteiten en/of het toezicht houden bij schooluitjes vanwege het dragen van een hoofddoek (Halde); Studie aangenomen door de Algemene Vergadering van de Raad van State op 19 dec. 2013 over de toepassing van het principe van religieuze neutraliteit in openbare diensten.