Nadia heeft zich ingeschreven bij een hogeschool in de Brusselse regio, die deel uitmaakt van het Franstalige gemeenschappelijke hoger onderwijsnetwerk. Ze draagt een hoofddoek en alles gaat goed voor haar aan het begin van het jaar binnen de instelling. Op een ochtend, terwijl ze in een gang stond te wachten, spreekt een lid van het onderwijzend personeel haar aan en vraagt haar om haar hoofddoek en sieraden af te doen, onder het voorwendsel dat deze outfit in strijd zou zijn met de neutraliteitsprincipes binnen de instelling. Ze heeft echter nooit gehoord van zo’n verbod en vindt niets expliciets in de schoolregels.
Wat zegt de wet?
De Belgische staat is verplicht, krachtens artikel 24 van de Grondwet, om neutraal onderwijs te verzekeren, vrij van enige religieuze, filosofische of politieke invloed. Dit neutraliteitsprincipe strekt zich ook uit tot het hoger onderwijs, waaronder hogescholen en universiteiten.
De vrijheid van meningsuiting, mening en godsdienst worden dus gegarandeerd in hogescholen en universiteiten, in overeenstemming met de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Studenten mogen dus in theorie dragen wat ze willen, inclusief levensbeschouwelijke tekens, zoals de hoofddoek.
In de Franse Gemeenschap valt het hoger onderwijs dus onder het toepassingsgebied van het decreet van 31 maart 1994 dat de neutraliteit van het onderwijs definieert. Artikel 3 van dit decreet bepaalt dat:
” De school van de Gemeenschap garandeert de leerling of de student, rekening houdend met zijn graad van volwassenheid, het recht om vrij zijn mening te uiten over elke kwestie van schoolbelang of met betrekking tot mensenrechten. Dit recht omvat de vrijheid om informatie en ideeën te zoeken, te ontvangen en te verspreiden via elk middel naar keuze van de leerling of student, onder voorbehoud van respect voor de mensenrechten, de reputatie van anderen, de nationale veiligheid, de openbare orde, de volksgezondheid en de goede zeden, evenals het interne reglement van de instelling. De vrijheid om zijn godsdienst of overtuigingen te uiten, evenals de vrijheid van vereniging en vergadering, zijn onderworpen aan dezelfde voorwaarden. “
Deze vrijheden zijn echter niet absoluut. Instellingen voor hoger onderwijs kunnen, op autonome wijze, deze rechten beperken via hun interne reglement, op voorwaarde dat deze beperkingen gerechtvaardigd zijn door legitieme redenen zoals veiligheid, hygiëne of neutraliteit. Deze beperkingen moeten ook, zoals alle beperkingen van grondrechten, voldoen aan de voorwaarden van wettigheid, noodzakelijkheid en evenredigheid die door de wet en de rechtspraak zijn vastgesteld.
In België heeft het Grondwettelijk Hof op 4 juni 2020 een arrest gewezen over de toepassing van artikel 3 van het decreet van 31 maart 1994. Het antwoordde op een prejudiciële vraag in verband met het algemene verbod op het dragen van levensbeschouwelijke tekens binnen de Haute École Francisco Ferrer, georganiseerd door de Stad Brussel. Het Hof bevestigde dat het decreet artikel 19 van de Grondwet en artikel 9 van het EVRM niet schendt en instellingen niet verbiedt om dergelijke beperkingen te voorzien, maar hen er ook niet toe verplicht. Het benadrukte ook dat het begrip neutraliteit op een flexibele en evolutieve manier kan worden gedefinieerd.
Bovendien oordeelde de Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel op 24 november 2021 in het voordeel van de studentes en oordeelde dat het algemene verbod van de Haute École Francisco Ferrer een indirecte discriminatie op grond van godsdienst vormde, in strijd met het decreet van de Franse Gemeenschap van 12 december 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie.
Bijgevolg moeten instellingen voor hoger onderwijs het neutraliteitsbeginsel van artikel 24 van de Grondwet respecteren. Studenten behouden echter in principe hun vrijheid om onderscheidende tekens te dragen, inclusief religieuze tekens zoals de hoofddoek. Als een instelling een verbod wil opleggen, moet dit duidelijk vermeld worden in het interne reglement, een legitiem doel nastreven en evenredig zijn. Een verbod gericht op een specifiek religieus teken zou de geldende antidiscriminatiewetgeving schenden.
België heeft geen algemene wet die het dragen van onderscheidende tekens binnen onderwijsinstellingen voor leerlingen en studenten verbiedt. Bovendien herinnert de Raad van State in zijn beslissing van 21 december 2010 eraan dat de Belgische staat niet echt een seculiere staat is en dat de begrippen secularisme en neutraliteit verschillend zijn.
De Belgische staat moet neutraal onderwijs garanderen wat betreft religieuze, filosofische of politieke overtuigingen volgens artikel 24 van de Grondwet, dat stelt dat “ Het onderwijs is vrij (…) De gemeenschap waarborgt de keuzevrijheid van de ouders. De gemeenschap organiseert neutraal onderwijs. De neutraliteit houdt onder meer in dat de filosofische, ideologische of godsdienstige opvattingen van de ouders en de leerlingen worden gerespecteerd” . Het doel dat dit artikel van de Grondwet nastreeft, is het respecteren van de pluraliteit aan meningen van leerlingen en ouders. De vrijheid die artikel 24 aan ouders biedt, heeft als gevolg dat de gemeenschappen verplicht zijn om neutraal openbaar onderwijs op te zetten en te organiseren.
Er bestaan dus in België twee onderwijsnetten: het onderwijs georganiseerd door de gemeenschappen, dat de openbare instellingen omvat, en het vrij onderwijs dat bestaat uit privé-instellingen, weliswaar gesubsidieerd door de gemeenschappen, maar niet door hen georganiseerd en vrij om een bepaalde religieuze, filosofische of pedagogische opvatting te volgen.
Wat betreft het privéonderwijs in België, zijn de instellingen van dit netwerk autonoom in het al dan niet invoeren van beperkingen op onderscheidende tekens, op voorwaarde dat ze dergelijke beperkingen rechtvaardigen volgens de geldende antidiscriminatiewetgeving.
Wat moet ik doen?
- Check het interne reglement van de instelling voor hoger onderwijs
- Communiceer de geldende wetgeving en relevante gerechtelijke uitspraken aan de directie.
- Begin een interne procedure om eventuele conflicten tussen de student en de instelling in der minne te schikken.
- Schakel de organisaties van studentenvertegenwoordigers (afgevaardigden, studentenvakbonden) binnen de betreffende instelling in.
- Neem contact op met UNIA om discriminatie te melden.
- Neem contact op met de juridische dienst van het CCIE die je bij elke stap zal begeleiden.
Bronnen:
- Artikel 9 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
- Artikelen 19, 24 en 127 van de Belgische Grondwet.
- Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie.
- Decreet van 31 maart 1994 dat de neutraliteit van het onderwijs van de Franse Gemeenschap definieert.
- Bijzonder decreet betreffende het Nederlandstalig gemeenschapsonderwijs van 14 juli 1998.
- Decreet van de Franse Gemeenschap van 12 december 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie.
- EHRM, 10 november 2005, Leyla Şahin t. Turkije.
- Grondwettelijk Hof, 4 juni 2020, nr. 81/2020, “Fransisco Ferrer”
- Rechtbank van eerste aanleg Brussel, 24 november 2021, “Fransisco Ferrer”