Sarah besloot zich in te schrijven voor de bokscursus die haar universiteit aanbood, maar toen ze op de les verscheen, weigerde de sportleraar haar omdat ze een hoofddoek droeg. Hij rechtvaardigde dit met het principe van secularisme.
Ines werd dan weer de toegang tot haar sportschool geweigerd vanwege haar hoofddoek. De neutraliteit van de instelling werd ingeroepen.
Kunnen ze me verbieden een sport te beoefenen omdat ik een hoofddoek draag?
Wat zegt de wet?
Het hoger onderwijs valt niet onder de wet nr. 2004-228 van 15 maart 2004 die, bij toepassing van het principe van secularisme, het dragen van tekens of kleding die een religieuze overtuiging uitdrukken in openbare scholen, middelbare scholen en lycea regelt. Bijgevolg is het dragen van religieuze tekens en kleding in principe toegestaan, op voorwaarde dat het geen afbreuk doet aan onderwijs- en onderzoeksactiviteiten en de openbare orde niet verstoort (art. L. 811-1-2 van de Onderwijscode).
Bij uitzondering kan de vrijheid om je religie te uiten beperkt worden door veiligheids- en hygiëneregels. Het veiligheidsargument moet gerechtvaardigd kunnen worden in het licht van de beoogde sport enerzijds, en de proportionaliteit ervan anderzijds. Het dragen van een hoofddoek is niet noodzakelijk onverenigbaar met veiligheidseisen. Hoofddoeken die perfect geschikt zijn voor sportbeoefening en gehomologeerd zijn, worden gebruikt door topsporters tijdens internationale wedstrijden.
In 2020 erkende de juridische dienst van de Universiteit van Lille uiteindelijk de onwettigheid van de weigering om studentes met een hoofddoek toegang te verlenen tot de sportlessen van de universiteit. Er werd een nota verspreid onder alle sportleraren waarin stond dat ‘het dragen van een kenmerkend teken van religieuze overtuiging niet kan worden verboden […] zolang het geen invloed heeft op veiligheid en hygiëne […] (bijv.: hoofddoek speciaal ontworpen voor sport)’.
Voor sportclubs en sportscholen geldt het principe van secularisme niet in privéruimtes die toegankelijk zijn voor het publiek, dus een huishoudelijk reglement kan op deze basis niet alle religieuze tekens verbieden.
Het onderwerpen van een dienstverlening aan een voorwaarde gebaseerd op religie is een onwettige discriminatie en in strijd met de godsdienstvrijheid (art. 225-1 en 225-2 van het Wetboek van Strafrecht). Bijgevolg lijkt een systematische en absolute uitsluiting onevenredig en dus in strijd met artikelen 225-1 en 225-2 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze discriminatie die de toegang tot een openbare plaats wil verbieden, is een misdrijf dat wordt bestraft met 5 jaar gevangenisstraf en een boete van 75.000 € (art. 225-2 van het Wetboek van Strafrecht).
Wat betreft het neutraliteitsargument, er is geen enkele wettelijke bepaling of jurisprudentie die een neutraliteitsprincipe voor private plaatsen die open zijn voor het publiek bekrachtigt, wat beperkingen op de godsdienstvrijheid zou rechtvaardigen.
Het Hof van Beroep van Parijs herinnert eraan dat beperkingen op de godsdienstvrijheid alleen kunnen worden opgelegd door de wet, met het oog op een legitiem doel, en alleen door evenredige middelen (Hof van Beroep Parijs, 8 juni 2010, Benkirane).
In een vonnis van 17 juni 2014, uitgesproken door de Correctionele Rechtbank van Thionville (nr. 653/14 SA), werd de beheerder van een sportschool veroordeeld op grond van artikel 225-1 en 2 van het Wetboek van Strafrecht voor het uitsluiten van een vrouw die een hoofddoek droeg, waarbij hij zich baseerde op het neutraliteitsargument, wat werd beoordeeld als discriminatie op grond van godsdienst (Cf. beslissing van de Défenseur des droits MLD-2014-204 p.7)
Voor competities kan een nationale federatie beperkingen opleggen aan het uiten van overtuigingen tijdens door haar georganiseerde sportwedstrijden, op basis van de bepalingen van artikel 1 van de wet nr. 2021-1109 van 24 augustus 2021. Maar ook in dit kader moeten de beperkingen noodzakelijk, aangepast en evenredig zijn aan het nagestreefde doel.
De Franse voetbalbond (FFF) heeft neutraliteitsredenen aangevoerd om het dragen van een hoofddoek te verbieden, net als de Franse rugbybond. De Raad van State is gevraagd om het ‘neutraliteitsprincipe’ in artikel 1 van de FFF-statuten af te schaffen en heeft geoordeeld (CE 29 juni 2023, nr. 458088) dat voor FFF-medewerkers of personen over wie ze hiërarchisch gezag of leidinggevende bevoegdheid heeft, met name personen geselecteerd voor de Franse teams door de bond, het neutraliteitsprincipe van de openbare dienst van toepassing is.
Bovendien herinnert de Ombudsman eraan dat ‘ondanks een polemisch debat over de reikwijdte van neutraliteit in sportcompetities, het Internationaal Olympisch Comité vrouwelijke atleten toestaat om een hoofddoek te dragen tijdens de Olympische Spelen’ en dat ‘de Football Association Board, het besluitvormende orgaan van de FIFA-spelregels (…) in maart 2014 oordeelde dat er geen bezwaar was tegen het dragen van hoofdbedekking en dus besloot het definitief te accepteren (…)’ (beslissing van de Ombudsman MLD-2014-204, p.8).
Wat moet ik doen?
- Controleer of een clausule in het huishoudelijk reglement of je contract in het algemeen alle onderscheidende religieuze tekens verbiedt;
- Vraag om een schriftelijke en gemotiveerde rechtvaardiging voor deze weigering;
- Neem contact op met de verantwoordelijke van de sportdienst van je universiteit of de beheerder van de sportschool om hem te informeren over de onwettigheid van deze eis;
- Dien een klacht in bij de Ombudsman;
- Neem contact op met Equitas die je steun en juridische bijstand zal verlenen
REFERENTIES VAN TOEPASSELIJKE TEKSTEN
Principe van godsdienstvrijheid: Art. 10 van de Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger van 1789; art. 9 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens
Discriminatie: Art.225-1 en 225-2 van het Wetboek van Strafrecht; Beslissing van de Ombudsman MLD-2014-204; Beslissing van de Ombudsman nr. 2018-290; Beslissing van de Ombudsman nr. 2023-143;
Jurisprudentie: Correctionele rechtbank van Thionville, 17 juni 2014, nr. 653/14 SA.