Termijnen en verjaring in strafzaken

Definitie

Verjaring verwijst naar de periode waarna een civiele of strafrechtelijke actie niet meer ontvankelijk is. Het kan betrekking hebben op zakelijke of persoonlijke rechten, roerende of onroerende goederen.
Verjaring is een grondwettelijk principe waarvan de regels onder de wetgevende bevoegdheid vallen (art. 34 Grondwet; Grondwettelijk Hof nr. 2019-785 QPC, 24 mei 2019, dhr. Mario S.).

Verjaring wordt gerechtvaardigd door verschillende redenen, zoals:

  • De verhouding tussen de ernst van de feiten en de duur van de vervolging;
  • Het vergaan van bewijsmateriaal, waardoor het risico op gerechtelijke dwalingen toeneemt;
  • Het bestraffen van inactiviteit van justitie en het versterken van het recht op een proces binnen een redelijke termijn;
  • Het reguleren van het aantal te behandelen zaken.

De verjaring van de strafvordering betekent dat de periode waarin de dader van een strafbaar feit kan worden vervolgd, is verstreken. Deze verjaring hangt af van het type overtreding (overtreding, misdrijf, misdaad), of er een slachtoffer is en diens leeftijd ten tijde van de feiten. Het is van openbare orde en kan op elk moment van het proces worden ingeroepen.

De verjaring van de straf betreft de termijn waarna het niet meer mogelijk is om een veroordeling uit te voeren. Dit betekent dat er al een veroordeling is uitgesproken tegen een persoon, en dat de uitvoering van deze straf binnen de gestelde termijn moet plaatsvinden. Vanwege deze verjaring is het echter mogelijk dat de betrokkene de tegen hem uitgesproken straf niet hoeft uit te zitten. Als iemand bijvoorbeeld wordt veroordeeld tot het betalen van een boete voor een overtreding, en de verjaringstermijn voor een overtreding is 3 jaar, als deze persoon de boete niet betaalt en geen herinnering ontvangt, hoeft hij na het verstrijken van de verjaringstermijn niet meer te betalen. De strafrechtelijke veroordeling in het strafblad wordt echter niet gewist. Het Wetboek van Strafvordering voorziet in de automatische verwijdering van bepaalde vermeldingen na een bepaalde termijn (artikel 775 van het Wetboek van Strafvordering).
Hoewel de veroordeling over het algemeen pas na 40 jaar vanaf de laatste veroordeling of bij het overlijden van de betrokkene uit het strafblad wordt verwijderd, kan deze in bepaalde gevallen om specifieke redenen of na een bepaalde termijn worden gewist. Voorbeelden: de veroordeling wordt gewist in geval van amnestie of gerechtelijk herstel; of de veroordeling wordt gewist binnen een termijn van 3 jaar voor veroordelingen wegens politieovertredingen of voor educatieve maatregelen of sancties uitgesproken tegen minderjarigen.

De verjaringstermijnen

De verjaringstermijn varieert afhankelijk van de aard van het strafbare feit. Deze termijn geldt voor het slachtoffer dat aangifte wil doen en voor de officier van justitie die vervolging wil instellen. In het algemeen is het:

  • Één (1) jaar voor overtredingen (art. 9 van het Wetboek van Strafvordering);
  • Zes (6) jaar voor misdrijven (art. 8 van het Wetboek van Strafvordering) die strafbare feiten zijn die worden bestraft met een boete en/of een gevangenisstraf van minder dan 10 jaar (bijvoorbeeld: slagen en verwondingen).

Uitzonderingen:

  1. Bepaalde misdrijven gepleegd tegen minderjarigen waarvan de verjaringstermijn tien (10) jaar is, zoals souteneurschap ten aanzien van een minderjarige of het corrumperen van een minderjarige.
  2. Bepaalde misdrijven gepleegd tegen minderjarigen waarvan de verjaringstermijn twintig (20) jaar is, zoals ernstig geweld tegen een minderjarige onder de 15 jaar of seksueel misbruik van een minderjarige onder de 15 jaar. Uitgezonderd zijn verkrachtingen (beschouwd als misdaden) die in art. 222-23 van het Wetboek van Strafrecht worden gedefinieerd als “Elke daad van seksuele penetratie, van welke aard dan ook, of elke orale-genitale handeling gepleegd op een ander of op de dader zelf door geweld, dwang, bedreiging of verrassing”.
  3. Bepaalde misdrijven (art. 706-167, 706-16 en 706-26 van het Wetboek van Strafvordering) zoals strafbare feiten met betrekking tot de verspreiding van massavernietigingswapens die worden bestraft met tien (10) jaar gevangenisstraf, drugshandel, oorlogsmisdaden, waarvan de verjaringstermijn twintig (20) jaar is vanaf de dag waarop het strafbare feit is gepleegd.
  • Twintig (20) jaar voor misdaden (art. 7 van het Wetboek van Strafvordering) die overeenkomen met de ernstigste strafbare feiten, zoals opzettelijke doodslag of verkrachting.

Uitzonderingen:

  1. Terroristische daden gedefinieerd in art. 420-1 tot 421-6 van het Wetboek van Strafrecht, drugshandel en criminele organisaties zoals beschreven in artikelen 222-34 tot 222-40 van het Wetboek van Strafrecht, overtredingen met betrekking tot chemische en nucleaire wapens, eugenetica en reproductief klonen, oorlogsmisdaden, waarvoor de verjaringstermijn dertig (30) jaar is.
  2. Bepaalde misdaden gepleegd tegen minderjarigen (moord, doodslag, marteling en barbarij, verkrachting), waarvoor de verjaringstermijn dertig (30) jaar is vanaf de meerderjarigheid van het minderjarige slachtoffer.

Speciale gevallen

Voor sommige specifieke overtredingen kunnen deze termijnen verkort of verlengd worden.

  • Bijvoorbeeld, de verjaringstermijn voor een belediging of laster zonder discriminerend karakter is drie (3) maanden vanaf de publicatie of het uitspreken van de woorden. De termijn is één (1) jaar voor belediging of laster vanwege iemands etniciteit, nationaliteit, vermeend ras, bepaalde religie of vanwege geslacht, seksuele geaardheid, genderidentiteit of handicap.
  • De verjaring is zes (6) maanden voor bepaalde overtredingen begaan in verkiezingszaken, vanaf de dag van de bekendmaking van de verkiezingsuitslag (art. L. 114 van het Kieswetboek).
  • Misdaden tegen de menselijkheid (genoemd in art. 212-1 van het Wetboek van Strafrecht) zijn niet aan verjaring onderhevig.
  • De wet nr. 2021-478 van 21 april 2021, gericht op het beschermen van minderjarigen tegen seksuele misdaden en delicten en incest, creëert een principe van ‘glijdende verjaring‘: de verjaringstermijn van een verkrachting, seksuele aanranding of seksueel misbruik van een minderjarige kan worden verlengd als dezelfde dader een andere minderjarige verkracht of seksueel misbruikt tot de verjaringsdatum van deze nieuwe overtreding. Dit betekent dat de verjaringstermijn voor deze delicten (aanrandingen en seksueel misbruik) de twintig (20) jaar kan overschrijden en dat de verjaringstermijn voor dit soort misdaden (verkrachtingen) de dertig (30) jaar kan overschrijden.

De verjaring van de straf

De verjaringstermijnen van de straf staan vermeld in artikelen 133-2 en volgende van het Wetboek van Strafrecht. In het algemeen is de duur van de verjaring van de straf:

  • Drie (3) jaar voor een overtreding;
  • Zes (6) jaar voor een misdrijf. Bij wijze van uitzondering verjaren sommige misdrijven pas na 20 jaar nadat de beslissing definitief is geworden.
  • Twintig (20) jaar voor misdaden vanaf de datum waarop de veroordeling definitief is geworden. Echter, bij wijze van uitzondering verjaren sommige misdaden na 30 jaar en andere, zoals misdaden tegen de menselijkheid, zijn niet aan verjaring onderhevig.

Startpunt van de verjaringstermijn

  • Onmiddellijke overtredingen, dat wil zeggen die in één keer worden gepleegd (bijvoorbeeld een diefstal): het startpunt van de verjaringstermijn is de dag waarop de overtreding wordt gepleegd.
  • Gewoonte-overtredingen, dat wil zeggen die herhaaldelijk worden gepleegd over een min of meer lange periode (bijvoorbeeld: pesterijen of illegale uitoefening van een beroep). Het startpunt van de verjaringstermijn is de datum waarop de overtreding wordt ontdekt.
  • Voortdurende overtredingen, dat wil zeggen die waarvan de effecten aanhouden in de tijd (bijvoorbeeld: heling van diefstal, illegaal wapenbezit). Het startpunt van de termijn is de laatste dag waarop de overtreding wordt gepleegd.
  • Verborgen of verhulde overtredingen, dat wil zeggen die niet bekend kunnen zijn bij het slachtoffer, noch bij de gerechtelijke autoriteit op de dag van het plegen van de feiten (art. 9-1 van het Wetboek van Strafvordering) zoals misbruik van vertrouwen, of die waarvan de dader opzettelijk elke handeling verricht om de ontdekking ervan te verhinderen, zoals belastingfraude. Het startpunt van de verjaringstermijn is de dag waarop de overtreding aan het licht komt en kan worden vastgesteld. Er is echter een maximale verjaringstermijn voorzien van twaalf (12) jaar voor een misdrijf en dertig (30) jaar voor een misdaad, en dit vanaf de dag waarop de overtreding is gepleegd.
  • Yo, Ingewikkelde overtredingen, dat zijn eigenlijk een serie handelingen die samen één overtreding vormen. Denk aan oplichting, waar je allerlei geintjes uithaalt om iemand geld afhandig te maken. De verjaringstermijn begint dan pas te lopen vanaf de dag van de laatste handeling, dus bij oplichting vanaf de laatste keer dat er geld is overgemaakt.

Onderbreking en opschorting van de verjaringstermijn

De verjaringstermijn kan veranderen door een handeling of gebeurtenis die de telling stopt. Het kan onderbroken of opgeschort worden.

Onderbreking

Bij een onderbrekende handeling (artikel 9-2 van het Wetboek van Strafvordering) begint er een nieuwe termijn die even lang is als de oorspronkelijke. Het nieuwe startpunt is de datum van de juridische handeling die de onderbreking veroorzaakte. De verjaringstermijn van een overtreding wordt onderbroken door de volgende juridische handelingen:

1. Handelingen van de officier van justitie of de benadeelde partij, gericht op het in gang zetten van de strafvervolging
  • Elke vordering van het Openbaar Ministerie is een vervolgingshandeling die de verjaring onderbreekt (Hof van Cassatie, strafkamer 27 april 2004, nr. 03-85.328).
  • Het zich voegen als benadeelde partij onderbreekt de verjaring, omdat het een vervolgingshandeling is (Hof van Cassatie strafkamer 1 okt. 2003, nr. 03-83.582).
  • Een simpele aangifte, ‘zonder zich te voegen als benadeelde partij, is geen opsporings- of vervolgingshandeling, zelfs niet in zaken (…) waar de aangifte van de overheid een voorafgaande en noodzakelijke voorwaarde is voor het in gang zetten van de strafvervolging’ (Hof van Cassatie, strafkamer 10 mei 1972, nr. 71-90.995).
2. Opsporingshandelingen

De processen-verbaal opgesteld door de politie tijdens het vooronderzoek onderbreken de verjaring (Hof van Cassatie strafkamer 23 maart 1994, nr.93-83.719).

3. Onderzoekshandelingen
  • Elke onderzoekshandeling uitgevoerd door een onderzoeksrechter, een raadkamer of magistraten en politieagenten, gericht op de vervolging van daders van een overtreding, onderbreekt de verjaringstermijn.
    Het raadplegen van het nationale rijbewijzenregister (Hof van Cassatie strafkamer 28 okt. 2014 nr.13-86.413) is bijvoorbeeld een onderzoeks- of vervolgingshandeling die de verjaringstermijn onderbreekt.
  • Elke beschikking van de onderzoeksrechter (Hof van Cassatie strafkamer 10 feb. 2004, nr. 03-87.283) onderbreekt de verjaring. Dit geldt voor de beschikking om de officier van justitie te verzoeken om vorderingen inzake de strafvervolging, het afgeven van een rogatoire commissie of de kennisgeving van het einde van het onderzoek aan de partijen.
4. Gerechtelijke beslissingen

Elk arrest of vonnis, niet nietig verklaard, zelfs als het niet definitief is, onderbreekt de verjaringstermijn.
Het verzet tegen een verstekvonnis onderbreekt de verjaring van de straf en vormt het startpunt van een nieuwe verjaringstermijn van de strafvordering (Hof van Cassatie strafkamer 20 mei 2003, nr. 02-85.403)

Opschorting

De verjaringstermijn kan worden opgeschort door gebeurtenissen die vervolging onmogelijk maken. De termijn wordt gestopt tijdens de oorzaak van de opschorting maar gaat verder waar hij gestopt was. Er zijn twee soorten opschortingsgronden:

  • Juridische gronden: deze zijn wettelijk bepaald. Het kan bijvoorbeeld gaan om het instellen van een alternatief voor vervolging.
  • Niet-juridische gronden: deze zijn niet wettelijk bepaald, zijn zeer zeldzaam en worden per geval door de rechter beoordeeld.

TOEPASSELIJKE REFERENTIES

Art. 7 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) (verjaring bij misdaden); art. 8 Sv (verjaring bij wanbedrijven); art. 9 Sv (verjaring bij overtredingen); art. 9-1 Sv (verjaring van verborgen of verhulde strafbare feiten); artikel 9-2 Sv (onderbreking van de verjaring); art. 9-3 Sv (opschorting van de verjaring); art. 706-47 Sv (verlengde termijnen voor minderjarige slachtoffers);

Artikelen 65 en 65-3 van het Wetboek van Strafrecht (verjaring van belediging en smaad); art. 213-5 van het Wetboek van Strafrecht (verjaring van misdaden tegen de menselijkheid); Wet van 29 juli 1881 op de persvrijheid; Wet nr. 2018-703 van 3 augustus 2018 ter versterking van de strijd tegen seksueel en gendergerelateerd geweld; Wet nr. 2021-478 van 21 april 2021 ter bescherming van minderjarigen tegen seksuele misdaden en delicten en incest.

Op 4 mei 2025, tijdens de Belgische bekerfinale tussen Club Brugge en RSC Anderlecht, pleegden Brugse hooligans gewelddaden in Sint-Jans-Molenbeek en Jette. (...)
Deze woensdag heeft de bestuursrechter in Lille het besluit van de prefect van Nord om het associatiecontract tussen de particuliere moslimschool Averroès en de Franse staat te verbreken, ongeldig verklaard. (...)