Als een rechtbank een eerste beslissing heeft genomen, kan deze onder bepaalde voorwaarden worden aangevochten. De zaak wordt dan opnieuw bekeken en beoordeeld door een hof van beroep. De beroepsprocedure is dus gebaseerd op het bestaan van verschillende niveaus van rechtbanken.
Beroep is mogelijk wanneer in de beslissing staat dat deze in eerste aanleg is genomen.
Sommige vonnissen kunnen niet in beroep worden aangevochten, dit zijn vonnissen die in laatste aanleg zijn gewezen, bijvoorbeeld:
- De kantonrechter wanneer het geschil niet meer dan 5000 euro bedraagt;
- De pachtkamer wanneer het geschil niet meer dan 5000 euro bedraagt;
- De rechtbank van koophandel wanneer het geschil niet meer dan 5000 euro bedraagt;
- De arbeidsrechtbank als de vorderingen van de werknemer niet hoger zijn dan 5000 euro (art. D. 1462-3 van het Arbeidswetboek).
De partij die in beroep gaat tegen een beslissing is de ‘appellant’ en de persoon die zich in de beroepsprocedure verdedigt is de ‘geïntimeerde’.
De rechters in hoger beroep kunnen:
- Het vonnis in eerste aanleg geheel of gedeeltelijk bevestigen;
- Het vonnis in eerste aanleg wijzigen of vernietigen.
Het hoger beroep kan betrekking hebben op de hele beslissing of een deel ervan en is mogelijk voor alle partijen in het proces.
Om ontvankelijk te zijn, moet het beroep binnen bepaalde termijnen worden ingesteld, die verschillen afhankelijk van het soort beslissing.
Beroepstermijn in civiele zaken
Als het vonnis niet aan een partij is betekend, heeft zij twee (2) jaar de tijd na de uitspraak van het vonnis (art. 528-1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) om in beroep te gaan.
In het algemeen is de termijn voor het instellen van beroep tegen een vonnis in een geschil echter één (1) maand (art. 538 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering) vanaf de kennisgeving of betekening van het vonnis.
Deze termijn wordt voor bepaalde beslissingen verkort. Het is 15 dagen in de volgende situaties:
- In niet-contentieuze zaken (bijvoorbeeld: adoptie of wijziging van huwelijkse voorwaarden), (art. 538 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering);
- De versnelde procedure, namelijk:
- wanneer de zaak een spoedeisend karakter heeft;
- een beschikking in kort geding (art. 490 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering);
- een vonnis gewezen volgens de versnelde bodemprocedure;
- een beschikking van de rechter-commissaris.
- Beschikkingen voor voorlopige maatregelen van de familierechter (art. 1102 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering);
- Beslissingen van de executierechter (art. R121-20 Wetboek van Burgerlijke Executieprocedures);
- Beschikkingen tot afwijzing van een verzoek, als deze niet afkomstig zijn van de president van het hof van beroep (art. 496 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
De beroepstermijn is 10 dagen in zaken betreffende collectieve procedures (art. R661-2 en R661-3 van het Wetboek van Koophandel), zoals bij herstructurering of faillissement.
Verlenging van de termijn:
De beroepstermijn wordt met één (1) maand verlengd voor de partij die in de overzeese gebieden woont terwijl de beslissing in het Europese deel van Frankrijk is genomen (art. 643 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Hetzelfde geldt voor beslissingen die in de overzeese gebieden zijn genomen voor personen die in het Europese deel van Frankrijk wonen (art. 644 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
De beroepstermijn wordt met twee (2) maanden verlengd voor personen die in het buitenland wonen (art. 643 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering).
Berekening van de termijn
Artikel 503 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat “vonnissen niet ten uitvoer kunnen worden gelegd tegen degenen aan wie ze zijn tegengeworpen voordat ze aan hen zijn betekend“.
De betekening van het vonnis is dus een noodzakelijke voorwaarde voor de uitvoering ervan.
De beroepstermijn begint vanaf de betekening van de beslissing door een gerechtsdeurwaarder (sinds 1 juli 2022 zijn gerechtsdeurwaarders en gerechtelijke veilingmeesters commissaires de justice geworden), vanaf de kennisgeving door de griffie of vanaf de uitspraak van de beslissing in een openbare zitting per aangetekende brief met ontvangstbevestiging.
Dus, de betekening gebeurt door een gerechtsdeurwaarder en de kennisgeving per aangetekende brief met ontvangstbevestiging door de griffie.
Als een termijn in dagen wordt uitgedrukt, telt de dag van de handeling die de termijn doet ingaan niet mee, behalve bij het hoger beroep waarvan de termijn ingaat vanaf de dag van de beschikking (Cass. 2e civ., 30 juni 2022, nr. 21-12.865).
De termijn eindigt op de laatste dag om 24 uur. Als de termijn eindigt op een zaterdag, zondag of feestdag of vrije dag, wordt deze verlengd tot de eerstvolgende werkdag (art. 642 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; Cass. civ. 2, 1 okt. 2020, nr. 19-17.797).
Voorbeeld: je kreeg op vrijdag 4 november een beslissing van de familierechter betekend en je hebt 15 dagen om in beroep te gaan. De dag van 4 november telt niet mee in de berekening, we tellen 15 dagen bij wat betekent dat de termijn afloopt op zaterdag 19 november; maar omdat het een zaterdag is, wordt die verlengd tot de eerstvolgende werkdag, namelijk maandag: je hebt dus tot maandag 21 november om in beroep te gaan.
Gevolg van het beroep
Zelfs in geval van hoger beroep door een van de partijen of de partijen bij de procedure, is de beslissing van de eerste rechter uitvoerbaar, tenzij de rechter anders en met redenen omkleed beslist. Het is ook mogelijk om via een kort geding aan de eerste voorzitter van het hof van beroep te vragen de voorlopige tenuitvoerlegging te stoppen. Artikel 514 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering behoudt de gevallen voor waarin de wet of de rechter anders zou beslissen.
Sommige beslissingen zijn niet van rechtswege voorlopig uitvoerbaar, zoals in burgerlijke staat zaken of in familiezaken voor de beslissingen van de familierechter die een einde maken aan het geding.
Inschakelen van een advocaat
In principe is het inschakelen van een advocaat voor het instellen van hoger beroep verplicht. Er zijn echter uitzonderingen in het kader van de volgende procedures:
- Bescherming van meerderjarigen (bijvoorbeeld: voogdij, curatele);
- Geschillen bij de Arbeidsrechtbank;
- Schuldsanering;
- Plaatsing van een kind door de kinderrechter;
- Ouderlijk gezag;
- Zaken die vallen onder de pachtkamer;
- Zaken die vallen onder de sociale kamer.
Verzoek om rechtsbijstand en onderbreking van de beroepstermijn
Ongeacht het gerecht in eerste aanleg dat de beslissing heeft genomen, onderbreekt een verzoek om rechtsbijstand de termijn voor het instellen van hoger beroep (art. 2241 Burgerlijk Wetboek). Dat wil zeggen dat een nieuwe termijn, van dezelfde duur als de oorspronkelijke termijn, opnieuw gaat lopen vanaf de datum waarop de verzoeker om rechtsbijstand de beslissing over zijn verzoek niet meer kan betwisten of, in geval van beroep, vanaf de datum waarop de beslissing over dat beroep hem is betekend (art. 43 van het decreet nr. 2020-1717 van 28 december 2020).
Het verzoek om rechtsbijstand moet echter vóór de verklaring van hoger beroep worden geformaliseerd.
Het recht op toegang tot de rechter sluit immers uit dat de beroepstermijn kan lopen zolang niet definitief is beslist over een binnen deze termijn ingediend verzoek om rechtsbijstand (EHRM 6 okt. 2011, nr. 52124/08, Staszkow t. Frankrijk).
TOEPASSELIJKE REFERENTIES
Artikelen 514 tot 524 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (WBR) (voorlopige tenuitvoerlegging); Artikelen 528 tot 537 van het WBR (gemeenschappelijke bepalingen voor het hoger beroep); artikelen 538 tot 541 van het WBR (beroepstermijn en verval); Artikelen 542 tot 570 van het WBR (principes van hoger beroep in civiele zaken); artikelen 640 tot 647-1 van het WBR (berekening van termijnen in civiele zaken); artikel 899 van het WBR (vertegenwoordiging door een advocaat); artikelen 901 tot 916 van het WBR (verklaring van hoger beroep in civiele zaken);
Decreet nr. 2020-1717 van 28 december 2020 tot uitvoering van de wet nr. 91-647 van 10 juli 1991 betreffende rechtshulp en met betrekking tot rechtsbijstand en hulp bij het optreden van de advocaat in niet-gerechtelijke procedures.